Advies over de aanvragen tot afwijking op de programmatiestop in het deeltijds kunstonderwijs

De Vlor bracht advies uit over de aanvragen tot afwijking op de programmatiestop in het deeltijds kunstonderwijs voor het schooljaar 2014-2015. Bij de beoordeling van de dossiers gaat de Vlor uit van de bepalingen over de programmatiestop en de mogelijke afwijkingen daarop in de beide organisatiebesluiten van het deeltijds kunstonderwijs. De raad baseert zich ook op de memorie van toelichting bij het programmadecreet 2011. Die memorie noemt als mogelijke redenen van afwijking op de programmatiestop de voortzetting van het traject van leerlingen en het invullen van een blinde vlek in het landschap. De Vlor beoordeelt of er sprake is van een blinde vlek op het niveau van het reguliere dko zelf. De aanwezigheid van andere gelijkaardige kunsteducatieve initiatieven op zich is dus geen reden om een ongunstig advies te verlenen aan een aanvraag. De raad gaat er wel van uit dat er in dat geval samenwerking moet zijn met het bestaande initiatief, zodat er geen concurrentie ontstaat. Bij de beoordeling van dossiers die zich beroepen op het criterium van de blinde vlek, maakt de Vlor ook een verschil tussen het aanbod voor kinderen en het aanbod voor volwassenen. De raad vindt een aanbod dichtbij huis voor kinderen prioritair. De hoeveelheid aan dossiers die dit jaar (voor een tweede of derde keer) voorlagen ter advies, tonen aan dat er in de sector nood is aan een vernieuwing van het aanbod. De Vlor benadrukt daarom dat hij deze programmatiestop sterk betreurt, niettemin omdat hij al enkele jaren in voege is. De ambitie van het deeltijds kunstonderwijs, om maatschappelijk relevant te zijn, kan hierdoor moeilijk waargemaakt worden. De raad vraagt de overheid snel en grondig werk te maken van een nieuw decreet deeltijds kunstonderwijs zodat deze benarde situatie voor de sector zo snel mogelijk ongedaan gemaakt wordt. De Vlor stelt vast dat er een groot verschil is in samenstelling en kwaliteit van de dossiers. Omdat er duidelijke richtlijnen zijn over de samenstelling van die dossiers, heeft de raad de kwaliteit van de samenstelling van het dossier sterk laten meespelen. Tot slot stelt de Vlor vast dat de procedure tussen aanvraag tot afwijking tot de programmatiestop (1 maart) en het antwoord aan de instellingen (vaak pas in juni) te lang is. Hij pleit er daarom voor dat de bestaande procedure nauwgezet wordt gevolgd en waar mogelijk ingekort zodat de instellingen half mei al een antwoord hebben en de praktische organisatie van een nieuw filiaal, studierichting of andere op poten kan zetten.