Basiscompetenties en beroepsprofiel onderwijspersoneel

De Vlor legt in het debat over de structuren en de professionalisering van het ambt een andere klemtoon door overeenstemming te zoeken met de ‘werkgevers’ van leraren en de vakbonden over het beroepsprofiel van de leerkracht. Wat we toen ‘de beroepsvereisten voor leerkrachten’ noemden, vormde meteen een stevige kluif waar alle niveauraden hun tanden in konden zetten. Het decreet op de lerarenopleiding bevestigde deze aanpak door decretale beroepsprofielen en opleidingsprofielen voor leerkrachten in het vooruitzicht te stellen. Intussen adviseerde de Vlor twee generaties van deze beroeps- en opleidingsprofielen en werkte hij in 2013, in opdracht van minister Pascal Smet, een beroepskwalificatiedossier uit.

Een essentieel onderdeel daarvan is de vaardigheid om ontwikkelingsgericht te werken op basis van een onderbouwde reflectie over de competenties van lerenden. Dit geldt voor het omgaan met zowel leerlingen met specifieke noden en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben omwille van hun culturele of sociaaleconomische kenmerken, als met lerenden in beroepsgerichte opleidingen, als met al dan niet laaggeletterde volwassenen.

De overheid paste in 2017 de basiscompetenties van de leraren aan: de drie bestaande sets basiscompetenties (kleuter, lager, secundair) werden vereenvoudigd tot één set en de concretisering per onderwijsniveau werd geschrapt. Voor de Vlor zijn de basiscompetenties van de beginnende leraar een referentiekader voor de lerarenopleiding, maar moeten zij ook individueel aftoetsbaar zijn bij elke student die het diploma van de lerarenopleiding behaalt. Het beroepsprofiel werd, tot grote tevredenheid van de Vlor, niet aangepast.