Reactie bij de aanbevelingen in het auditrapport INSP, PBD en DVO

In zijn reactie op het auditrapport over de inspectie, de pedagogische begeleiding en de DVO onderschrijft de Vlor de stelling dat de scholen een centrale rol moeten spelen in het kwaliteitszorgsysteem. Dit impliceert wel dat hun kwaliteitsbepalend vermogen moet groeien.

Dat vermogen is niet in elke school even sterk ontwikkeld. Sommige scholen varen al een duidelijk eigen koers, andere leggen nauwelijks eigen beleidsaccenten. De ondersteuningsdiensten moeten dus een gedifferentieerde aanpak ontwikkelen.

De scholen hebben ook aangepaste beleidsinstrumenten nodig en de overheid zal hen de nodige autonomie moeten geven om hun kwaliteitsbepalend vermogen te ontwikkelen. Alle betrokkenen in het kwaliteitszorgsysteem hebben ook baat bij meer expertise over hoe interne en externe actoren dit kwaliteitsbepalend vermogen kunnen vergroten.

Begeleiding
De Vlor vindt het wenselijk dat scholen op termijn de vrijheid krijgen om hun begeleiding zelf te kiezen. De raad pleit wel voor een geleidelijke overgang van het ene naar het andere model en hij somt enkele principes op waaraan een nieuw organisatiemodel voor de begeleiding moet voldoen.

Ontwikkelingswerk
De Vlor vindt dat scholen zelf verantwoordelijk zijn voor de onderwijsdoelen. Ook daar wil hij dus de centrale rol van de school versterken. Natuurlijk moeten die doelen wel de minimumdoelen bevatten die de overheid oplegt.

Controle
Ideaal zou zijn dat scholen de systeemevaluatie zelf uitvoeren. Systeemcontrole door de inspectie houdt altijd het gevaar in dat scholen zich in een keurslijf schikken; wat haaks staat op meer autonomie en kwaliteitsbepalend vermogen voor scholen. Als de inspectie toch de systeemcontrole uitvoert, zou het analysekader gelegitimeerd moeten worden. In elk geval zouden de systeem- en de nalevingscontrole duidelijk van elkaar gescheiden moeten worden in het doorlichtingsrapport.

Download hier het volledige advies (PDF, 112.56KB)