"De kwaliteit van ons onderwijs heeft alleen maar te winnen bij een divers lerarenteam"

“Een lerarenteam moet een afspiegeling zijn van de mini-samenleving die de leerlingenpopulatie in de school is. En dat begint natuurlijk in de lerarenopleiding.” Lien De Coninck, lector in de educatieve bachelor in het kleuteronderwijs van de Karel de Grote Hogeschool (KdG), windt er geen doekjes om. Zij was een van de sprekers op de Vlor-studiedag ‘Diversiteit in schoolteams’, waarin we de blik richtten op de lerarenopleidingen.

KdG experimenteerde met een aantal gerichte interventies om diversiteit in de opleidingen te vergroten, vanuit het VU Mixed Classroom Educational Model. Dat wil studenten zich thuis en veilig laten voelen en hen ruimte bieden om vrijuit te spreken. “In de bachelor kleuteronderwijs zien we dat diversiteit in onze studentenpopulatie nog een uitdaging is. Studenten met een diverse achtergrond starten minder aan de opleiding en stromen ook moeilijker door. We kijken daarbij verder dan enkel de migratieachtergrond. We zouden bijvoorbeeld ook graag zien dat meer jongens de stap naar het kleuteronderwijs zetten.”

Zoeken naar verbinding

Kleine maatregelen kunnen soms een verrassend groot effect hebben. “Het onthaal van studenten is een sleutelmoment. Vroeger lieten we, vanuit een bekommernis rond diversiteit, studenten uitspreken wat hen uniek maakt. We merkten dat we daarmee de verschillen net uitvergrootten. Nu zoeken we bewust naar de raakvlakken die er zijn. Hoe herkennen studenten zich in elkaar? Waar kun je verbinding zoeken? Dat kan liggen in hun passie om jonge kinderen te laten openbloeien. Zo kun je ook mannelijke studenten zich welkom laten voelen. Voor hen helpt het ook als je het traditionele beeld van de kleuterjuf doorbreekt in lesmateriaal.”

De school ging ook te rade bij de studenten zelf. Wat hebben zij nodig om zich thuis te voelen? “Respect en open communicatie zijn twee sleutelbegrippen”, stelt Lien De Coninck vast. “Ze vragen respect voor hun referentiekader en de ruimte om daar open over te spreken. Dat heeft mijn blik alvast verruimd. Ik ben een witte, Vlaamse vrouw uit de middenklasse. Daar is uiteraard niets mis mee, maar je moet je wel bewust zijn van je eigen referentiekader. Ik kan niet voor ieders diverse achtergrond een rolmodel zijn. Ik laat studenten bewust meer zelf aan het woord, bijvoorbeeld ook bij onthaalmomenten. Tegelijk treed ik soms ook actiever op als gespreksleider als ik zie dat studenten het moeilijk hebben om hun inbreng te doen. Ik laat studenten voelen dat ze mij (en elkaar) mogen aanspreken op die onvermijdelijke referentiekaders. Studenten hebben nood aan een veilige omgeving om hierover het gesprek aan te gaan.”

Goede vriendinnen met en zonder hoofddoek

Een mooi voorbeeld is hoe het maatschappelijk debat over de hoofddoek aan bod komt. “Studentes met een hoofddoek willen niet voortdurend aangesproken worden als verdediger van het recht om een hoofddoek te dragen. Tegelijk is er veel openheid om daarover in gesprek te gaan. In een van mijn klasgroepen zaten twee goede vriendinnen, allebei moslima’s. De een droeg een hoofddoek, de andere niet. Hen in de groep laten vertellen waarom ze elk hun keuze maakten en hoe ze daarmee omgaan, dat was heel verrijkend, en heel vertrouwenwekkend voor hen.”

Dat we die diversiteit moeten doortrekken van de studentenopleiding naar de klasvloer, lijdt voor Lien De Coninck geen twijfel. “Herkenbaarheid is zo belangrijk, ook en vooral voor kleuters. Als ik zie hoe stagiair-kleuterleiders met een diverse achtergrond terugkeren met succeservaringen, hoe zij nu al het verschil maken op de klasvloer, dan is meer diversiteit cruciaal om de kwaliteit in ons kleuteronderwijs te verhogen. En ja, we hopen die inspanning door te trekken naar ons eigen docententeam bij KdG, want ook daar kunnen we nog grote stappen vooruit zetten.”