Startdag 2014 - Onderwijs in een lerende samenleving

De Vlor startte het nieuwe werkjaar in het Vlaams Parlement

Op 25 september organiseerde de Vlor zijn startdag. Dat was een prima gelegenheid voor alle Vlor-leden om elkaar en Hilde Crevits, de nieuwe minister van Onderwijs te ontmoeten. Er waren ook diverse parlementsleden. Deze aanwezigheid is ook een blijk van vertrouwen in een constructieve dialoog met het onderwijsmiddenveld.

Uitdagingen voor het onderwijsbeleid

In haar toespraak benadrukte de minister het belang van overleg binnen de Vlor. Ze schetste uitdagingen voor het onderwijsbeleid in de komende jaren: de leraar als centrale actor in het onderwijs die nood heeft aan professionele ruimte, beperken van regeldrift en planlast op alle onderwijsniveaus, de sterk toenemende vraag naar onderwijs (onder meer door de demografische evolutie) en de manieren om adequaat hiermee om te gaan.

Een onvoorspelbare toekomst

Tijdens de startdag belichtten opiniemakers en onderzoekers met een uitgesproken mening de verschillende en vaak tegenstrijdige vragen en verwachtingen die op het onderwijs afkomen anno 2014. De maatschappelijke context is zeer turbulent en de toekomst onvoorspelbaar. Onderwijs is op zoek naar een balans tussen tegenstrijdige belangen van de economie, de nood aan harmonische samenlevingsvormen, kritisch burgerschap en zijn eigen opdracht om jongeren en volwassenen een brede vorming te garanderen. Maar goed leren, veronderstelt ook dat onderwijs aan kinderen en jongeren een uitdagende én warme omgeving biedt waarin ze zich kunnen ontwikkelen.

De reflectie over de maatschappelijke rollen van het onderwijs startte met het rapport van de Nederlandse Raad voor Regeringsbeleid (WRR) Naar een lerende economie. Dit brengt de hefbomen in kaart om het ‘verdienvermogen’ structureel te garanderen. Dit voorbij tijdelijke crisismaatregelen. Centraal is een andere kijk op kennis en kenniscirculatie in een lerende economie. Prof. Geert ten Dam, voorzitter van de Nederlandse onderwijsraad, becommentarieerde dit rapport. Zij brak een lans voor een ‘kwaliteitsslag’ in het onderwijs, een excellentiestreven voorbij de ‘zesjescultuur’ en voor vertrouwen in de professionaliteit van schoolteams. Autonomie en vrijheid van onderwijs zag ze hierbij als troeven.

Sociale investeringen

Een tweede perspectief werd overtuigend belicht door prof. Bea Cantillon. Zij bekeek de bijdrage van onderwijs in de sociale welvaartsstaat en de modellen voor sociale bescherming. Recente beleidsteksten verleggen trouwens de klemtoon van sociale bescherming naar sociale investeringen. Onderwijs en werk vormen cruciale instrumenten voor de preventie van armoede en om mensen gelijke kansen te bieden. Maar deze mechanismen kunnen niet functioneren zonder mechanismen die sociale herverdeling realiseren en sociale risico’s opvangen. De opdracht van onderwijs is hier wezenlijk maar moet ingebed worden in een breder sociaal beleid.

Kwetsbare jongeren

Al deze maatschappelijke vragen mogen niet voorbij gaan aan de leerling. Deze is de kern waar het onderwijs rond draait. Hun ontwikkeling verloopt niet volgens rechtlijnige en lineaire processen. Kinderen en jongeren hebben een eigen leefsfeer, hun eigen ontwikkeling en hun eigen vragen. Prof. Stijn Vanheule belichtte het mensbeeld en de waarden we impliciet cultiveren en doorgeven. Centraal staat de neoliberale benadering, concurrentie en consumptie. Daarom wordt de kwetsbaarheid van (jonge) mensen vaak gemedicaliseerd en gepsychiatriseerd door hen labels op te plakken. Stijn Vanheule pleitte ervoor om kinderen minder te bekijken vanuit een psychiatriserende bril maar resoluut te blijven investeren in de kernopdracht van onderwijs: een positief ontwikkelingstraject, emancipatie en groeikansen van alle kinderen, ook deze die een wat eigenzinniger parcours volgen.

Een nieuw maatschappelijk project

Als laatste uitdagende stem kwam prof. Antoon Vandevelde aan het woord. Hij pleitte voor een ambitieus maatschappelijk project dat mensen perspectief geeft en meer wil dan het behoud van het bestaande. Maatschappelijke ambities zouden moeten liggen in duurzame welvaart, in creativiteit en innovatie, in welzijn voor kwetsbare individuen en groepen.