Toekenning en aanwending van de werkingsbudgetten voor het gewoon basis- en secundair onderwijs

Advies naar aanleiding van de evaluaties van het Rekenhof en de KU Leuven

Minister Crevits vroeg om advies over het rapport van het Rekenhof “Werkingsbudgetten voor het gewoon basis- en secundair onderwijs, toekenning en aanwending” en het onderzoek van de KU Leuven “Analyse van het nieuwe financieringsmechanisme voor de werkingsmiddelen van de scholen”. Zij specifieerde daarbij dat haar belangstelling vooral uitgaat naar aanbevelingen over: 1 de gedeeltelijke verdeling van werkingsmiddelen op basis van leerlingenkenmerken, de leerlingenkenmerken en de bandbreedte; 2 de kleuring van de aanwending van de werkingsmiddelen basis leerlingenkenmerken; 3 de meting van effecten op de onderwijskwaliteit.

Het debat verbreden

De Vlor blijft de keuze om een deel van de werkingsbudgetten te berekenen op basis van leerlingenkenmerken steunen, maar wil ook een debat over het grootste deelbudget(de basisfinanciering), en over de realisatie van de gelijke behandeling van elk kind met dezelfde noden en gelijke middelen voor elke school in dezelfde situatie. De basisfinanciering van scholen volstaat niet om een school te organiseren. Bovendien zijn sommige scholen zo slecht of zo krap gehuisvest dat zij die middelen moeten gebruiken voor infrastructuur. De overheid moet ervoor zorgen dat er voldoende middelen zijn voor basisfinanciering en voor gebouwen. Scholen moeten de werkingsmiddelen op basis van leerlingenkenmerken kunnen gebruiken om de onderwijskwaliteit voor alle leerlingen te ondersteunen. Zolang er geen objectieve gegevens zijn over wat een school nodig heeft aan basisfinanciering en aan bijkomende financiering op basis van leerlingenkenmerken is het onmogelijk aanbevelingen te doen over de bandbreedte voor leerlingenkenmerken.

De leerlingenkenmerken

Nu wordt een deel van de werkingsmiddelen berekend op basis van 4 indicatoren: opleidingsniveau moeder, schooltoelage, thuistaal en buurt. Er is ruimte voor discussie over de leerlingenkenmerken zelf, het aantal leerlingenkenmerken, de manier waarop bepaald wordt of een leerling al dan niet aantikt op een leerlingenkenmerk en het gewicht van de leerlingenkenmerken bij de berekening van de werkingsbudgetten. Dit kan echter alleen op basis van objectieve gegevens. Het opleidingsniveau van de moeder moet behouden blijven als onafhankelijke indicator. Hij kan niet vervangen worden door schooltoelage, zoals het Rekenhof suggereert. Op middellange termijn zal het opleidingsniveau voor de meeste moeders objectief kunnen vastgesteld worden aan de hand van een databank die de overheid vandaag aanlegt. Thuistaal blijft relevant, maar er moet verder onderzocht worden hoe thuistaal op een betrouwbare manier kan geregistreerd worden. Buurt kan op een objectieve manier worden vastgesteld, maar de analyse-eenheid, de statistische sector, is zo klein dat dezelfde leerling uit dezelfde buurt het ene jaar wel en het andere jaar niet aantikt. Er moet onderzocht worden welke analyse-eenheid sociodemografisch voldoende homogeen is om dit te voorkomen.

Elke leerling telt

Elke leerling die aantikt op één of meerdere indicatoren telt, zowel voor scholen met weinig als voor scholen met veel onderwijskansarme leerlingen. Daarom vraagt de Vlor om te onderzoeken of de argumenten voor de aftopping van de middelen voor scholen met veel onderwijskansarme leerlingen nog gelden.

Kleuring van de aanwending

De werkingsmiddelen op basis van leerlingenkenmerken mogen geen gekleurde middelen zijn. Elke school moet ze vrij kunnen aanwenden, zoals dat ook nu het geval is. De schoolbesturen moeten de verdeling van die middelen met een impact op het personeel wel overleggen met de personeelsafvaardiging, ten aanzien van hun directies motiveren en hierover transparant communiceren. Scholen moeten achteraf het gebruik van die middelen kunnen verantwoorden.

Meting van effecten

De bezorgdheid van de minister dat de meting van de effecten van het beleid moet gebeuren in functie van de verbetering van de onderwijskwaliteit van elk kind, is terecht. Effectmeting moet ondersteuning bieden aan het beleidsvoerend vermogen van de scholen. In dit verband is de ontwikkeling van een informatierijke omgeving voor scholen een goede zaak. Het is echter onmogelijk om het effect van de werkingsmiddelen te isoleren van het effect van andere maatregelen om meer gelijke onderwijskansen te realiseren.

De andere aanbevelingen

De schoolraden moeten inzage krijgen in de begroting en in de resultaatrekening van de scholen. De werkingsbudgetten in het kleuteronderwijs moeten evolueren naar het niveau van de werkingsbudgetten in het lager onderwijs. Kleuteronderwijs is erg belangrijk voor de gelijke onderwijskansen. De modernisering van het secundair onderwijs kan aangegrepen worden om de puntengewichten in het secundair onderwijs beter te doen aansluiten bij de reële kostprijs van een studierichting.

Download hier het volledige advies (PDF, 240.38KB)