Raamadvies over educaties

Van consumenteneducatie en verkeerseducatie tot burgerschapseducatie en educatie voor duurzame ontwikkeling: onder de noemer ‘educaties' komt een lange stoet van maatschappelijke verwachtingen aan de poort van de onderwijssector kloppen. De maatschappelijke omgeving waarin scholen vandaag moeten werken is echter complex, divers en weinig stabiel. Daarom is een actuele visie op educaties nodig. Dat moet zowel de hele onderwijssector als de andere maatschappelijke actoren voldoende houvast bieden om in die turbulente omgeving hun rol en verantwoordelijkheid vorm te geven. In het denken over educaties neemt de Vlor de pedagogische missie van onderwijs als vertrekpunt. De raad verdedigt het principe dat scholen vanuit hun eigen pedagogisch project of schoolwerkplan (pro)actief bezig zijn met de brede vorming van kinderen en jongeren. De centrale vraag is wat scholen aanbieden: hoe geven ze leerlingen maximale kansen om zich tot een harmonische persoonlijkheid te ontwikkelen, om keuzes te leren maken, om creatief betekenis te geven aan de wereld om hen heen, om zinvolle relaties aan te gaan ... De Vlor sluit zich aan bij het pleidooi voor de school als een oefenplaats waar nieuwe generaties kunnen werken aan de vernieuwing van de samenleving. Het aanbod aan educaties is zo groot en divers dat keuze en selectie absoluut noodzakelijk zijn. De Vlor beseft dat hier enorme uitdagingen liggen voor het kritisch en responsief vermogen van scholen. De school moet zelfstandig en verantwoordelijk bepalen hoe en hoe sterk ze bij het realiseren van educaties ondersteund wil worden. Het recent goedgekeurde kwaliteitsdecreet biedt duidelijke aanknopingspunten om de rol en de opdracht van de begeleidingsdiensten op het gebied van educaties te omschrijven. De Vlor vindt dat toekomstige leraren in om het even welke lerarenopleiding grondig moeten leren reflecteren over het curriculum, in de brede betekenis van het woord. Dat is een zinvolle aanpak om hen de plaats van educaties te leren begrijpen. Internationale, federale, regionale en lokale overheden zetten aanbieders uit verschillende maatschappelijke sectoren aan om scholen materialen of begeleide activiteiten aan te bieden. De Vlor vindt dat ze daarover overleg moeten plegen, over de diverse beleidsdomeinen en -niveaus heen. De Vlor vraagt de aanbieders te waken over de actualiteit en de relevantie van hun aanbod. Ze staan voor de uitdaging om dat aanbod af te stemmen op alle onderwijscurricula, zonder aan creativiteit en innovatie in te boeten. De raad pleit voor een gestructureerd centraal overleg waarin minstens de volgende actoren vertegenwoordigd zijn: de betrokken overheden, de externe aanbieders, de onderwijskoepels en/of hun pedagogische begeleidingsdiensten, andere schoolondersteunende partners, het onderwijspersoneel, de leerlingen, de ouders. Dat overleg moet een permanent debat mogelijk maken over de relevantie van educaties voor het curriculum. Het kan het aanbod transparanter helpen maken en de educatieve medewerkers van aanbieders helpen professionaliseren.
Download hier het volledige advies (PDF, 154.43KB)