Advies ten gronde over onderwijsonderzoek

In dit advies op eigen initiatief doet de Vlaamse Onderwijsraad voorstellen om de organisatie, effectiviteit, timing, toepassing, weerklank en opvolging van onderwijskundig onderzoek en de resultaten te verbeteren. Hij breekt onder meer een lans voor meer praktijkgericht en meer beleidsevaluerend onderwijsonderzoek.

In zijn advies over aanbevolen thema's voor onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO) van februari 2007 had de Vlor zich voorgenomen om over onderwijsonderzoek een grondig advies uit te brengen. Jaarlijks werden immers gelijkaardige knelpunten en opmerkingen geformuleerd in het advies over de themazetting van het OPBWO.

Afstemming op praktijk en beleid

Het valt de Vlor al jaren op dat er te weinig praktijkgericht onderwijsonderzoek gebeurt en dat het OBPWO-onderzoek niet goed aansluit bij de noden van de onderwijspraktijk. Ook de afstemming van het onderzoek op het beleid kan beter. De plaats van onderwijsonderzoek in de beleidscyclus is vaak onduidelijk en er wordt te weinig evaluerend onderzoek uitgevoerd.

Andere knelpunten

  • Te weinig middelen voor onderwijsonderzoek. In 2007 was het budget nog 57% van het budget van 1997. Ook het aandeel van OBPWO en Steunpunt SSL samen vertegenwoordigt slechts 0.19% van het totale budget voor wetenschapsbeleid van de Vlaamse Regering. Van andere financieringsmogelijkheden (FWO, onderzoeksfondsen universiteiten, IWT, Viona, ...) is het allerminst zeker dat daar onderwijsonderzoek mee uitgevoerd wordt.
  • Gebrekkige informatiedoorstroming. Er is nood aan een databank om het overzicht te kunnen bewaren. Het vrijgeven van onderzoeksresultaten gebeurt niet transparant en er is geen systematisch communicatie van onderzoeksresultaten.
  • Buitengewoon onderwijs, volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en deeltijds onderwijs komen zelden aan bod in onderzoek.
  • Het onderwijsveld voelt zich overbevraagd. Scholen krijgen veel vragen om mee te werken aan onderwijsonderzoek maar hun “return on investment” is te beperkt. Vaak horen zij niets meer van de onderzoekers.

Soorten onderzoek

Op zoek naar een oplossing stelt de Vlor voor dat de volgende soorten onderzoeken zouden bestaan:

  • Beleidsgericht onderzoek. Het huidige OBPWO zou zich dan beperken tot beleidsvoorbereidend onderzoek. Daarnaast zou voor elke nieuwe beleidsmaatregel systematisch moeten bekeken worden of beleidsevaluerend onderzoek wenselijk is. De financiering van dat evaluerend onderzoek zou opgenomen worden in de begroting van de nieuwe maatregel.
  • Praktijkgericht onderzoek. De Vlor stelt voor een afzonderlijk fonds voor praktijkgericht onderzoek op te richten om te garanderen dat er meer praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd.
  • Strategisch basisonderzoek, zoals nu bestaat in het IWT.
  • Fundamenteel onderzoek, zoals nu bestaat in het FWO en onderzoeksfondsen van de universiteiten.

Randvoorwaarden

De Vlor beschrijft welke randvoorwaarden vervuld moeten zijn om goed onderwijsonderzoek te bekomen dat wordt gebruikt door de praktijk en het beleid.

  • Er moeten extra middelen komen voor onderwijsonderzoek want het kan niet de bedoeling zijn om de bestaande middelen te versnipperen over de soorten onderwijsonderzoek.
  • De looptijd van het onderzoek moet kunnen variëren in functie van het onderwerp, de onderzoeksmethode, de dringendheid van de vraag, enz.
  • Voor een goede informatiedoorstroming over uitgevoerd onderwijsonderzoek is een databank voor onderwijsonderzoek nodig, evenals duidelijke afspraken over de vrijgave van onderzoek en open communicatie vanwege het beleid en de onderzoekers naar het onderwijsveld. De intermediairen (pedagogische begeleiding, lerarenopleiders, nascholingsinitiatieven,...) staan in voor een creatieve vertaling van onderwijsonderzoek naar de praktijk.
  • Meer aandacht voor de loopbaan van onderzoekers, de relatie tussen onderzoek en maatschappelijke dienstverlening in een academische loopbaan en voor samenwerkingsverbanden zal de kwaliteit van onderzoek helpen garanderen.
  • Voor goed onderwijsonderzoek is de medewerking van het onderwijsveld onontbeerlijk. Een betere afstemming tussen en een eventuele integratie van verschillende onderzoeksprojecten kan overbevraging tegen gaan. De onderzoekers moeten ook meer oog hebben voor feedback aan deelnemende scholen.
  • De onderzoeksvragen van alle onderwijsniveaus en -vormen verdienen voldoende aandacht, zodat er wetenschappelijke informatie voorhanden is voor de praktijk en de beleidsvoorbereiding.
Download hier het volledige advies (PDF, 90KB)