Advies over het besluit van de Vlaamse Regering over de organisatie van tijdelijke projecten in het DKO

Dit besluit van de Vlaamse Regering stelt de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs (DKO) in de mogelijkheid om tijdelijke projecten te organiseren waarmee ze onderwijsvernieuwingen kunnen uittesten. Het besluit voorziet verschillende soorten proeftuinprojecten: organisatorisch vernieuwende, onderwijsvernieuwende en doelgroepspecifieke, al dan niet met extra ondersteuning.

Instellingen kunnen doelgroepspecifieke projecten opzetten voor specifieke groepen jongeren of volwassenen die ondervertegenwoordigd zijn in de instelling. De Raad Levenslang en Levensbreed Leren vindt het goed dat de instelling dus zelf de doelgroep kan kiezen. Maar hij merkt in zijn spoedadvies wel op dat de definitie van deze projecten in het besluit

  • niet de indruk mag wekken dat instellingen niet kunnen samenwerken om doelgroepen aan te trekken die nog geen DKO volgen;
  • instellingen geen gelegenheid mag geven om elkaar te beconcurreren met proefprojecten voor doelgroepen die slecht vertegenwoordigd zijn in de eigen instelling, maar sterk vertegenwoordigd in een naburige instelling.

De raad vraagt de overheid om er met een uitzonderingsregeling voor te zorgen dat kansarme deelnemers aan een proefproject geen twee keer inschrijvingsgeld moeten betalen.

Voorstellen voor organisatorisch vernieuwende projecten keurt de overheid beter niet goed vooraleer de lopende projecten over organisatorische vernieuwing geëvalueerd zijn, vindt de raad. In elk geval mag dit soort projecten, volgens de raad, enkel kunnen afwijken van de programmatienorm, maar niet van de rationalisatienorm. Zo voorkomt de overheid oneigenlijk gebruik van proeftuinen.

Instellingen zullen in het kader van de proeftuinen lesgevers kunnen aantrekken op contractuele basis. De raad vindt dat de overheid duidelijker moet vastleggen in welke gevallen en onder welke voorwaarden dit mogelijk is.

Voor de beoordeling van de aanvragen volstaat één beoordelingscommissie, vindt de raad. Maar deskundigen uit de vier studierichtingen van het deeltijds kunstonderwijs moeten er wel in opgenomen zijn.

De evaluatie van de tijdelijke projecten moet verlopen zoals het decreet op de proeftuinen bepaalt. De raad vraagt de overheid om in het besluit voor alle projecten een evaluatieprocedure uit te werken waarin schoolbesturen of inrichtende machten, de pedagogische begeleidingsdiensten en de vakorganisaties maximaal betrokken zijn. Het ontwerp van besluit beschrijft niet hoe de overheid de Vlaamse Onderwijsraad bij het evaluatieproces en de daaropvolgende besluitvorming zal betrekken. De raad vraagt om hem op de hoogte te houden van de voortgang van de proefprojecten en om advies te kunnen geven bij de tussentijdse evaluatie en over de eindevaluatie en beleidsaanbevelingen.

Download hier het volledige advies (PDF, 35.98KB)