Advies over de oriëntatienota hervorming secundair onderwijs

De Vlor heeft het draagvlak verkend voor de kernideeën in de oriëntatienota van minister Pascal Smet over de hervorming van het secundair onderwijs. Ondanks enkele nuanceringen deelt de Vlor in grote lijnen de analyse van de minister en wil hij ambitieus en creatief nadenken over een noodzakelijke hervorming van het secundair onderwijs.

Krijtlijnen voor de hervorming

De oriënteringsnota stelt dat competentieverwerving en herkenning en ontplooiing van talenten centraal. De Vlor onderschrijft die missie van het secundair onderwijs en verbreedt ze door aandacht te vragen voor de erkenning van talenten en de ontwikkeling en ontplooiing van nieuwe interesses bij leerlingen. Met de competenties als motor voor innovatie heeft de Vlor het moeilijker: er is nog een debat nodig over de invulling van sleutelcompetenties. Een meerderheid bekijkt de sleutelcompetenties, zoals de vakoverschrijdende eindtermen, vanuit het perspectief van het einde van de derde graad. Een meerderheid binnen de Vlor pleit ook voor meerdere sets van eindtermen voor dezelfde sleutelcompetenties, maar op verschillende beheersingsniveaus in functie van verschillende leerlingenprofielen. De partners in de Vlor zijn het niet eens over het statuut van deze sleutelcompetenties: voor de meerderheid moeten zij een inspanningsverplichting blijven, voor een minderheid moeten zij een resultaatsverbintenis worden. Ook de verhouding tussen de sleutelcompetenties, eindtermen, kwalificaties, leerplannen en –vakken moet nog verder worden uitgeklaard. Bovendien wenst de Vlor een duidelijk onderscheid tussen een kwalificatiestructuur enerzijds en een opleidingenstructuur anderzijds. De kwalificatiestructuur biedt volgens de Vlor alleen een meerwaarde voor het beroepsgerichte gedeelte van een onderwijscurriculum. De Vlor hecht veel belang aan een vlotte overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, de derde krijtlijn van de hervorming. De Vlor beaamt de noodzaak van een goede informatiedoorstroming. Over de manier waarop die moet gebeuren, is er geen eensgezindheid. De meerderheid vindt dat de overheid een aantal inhoudelijke en formele minima voor een overgangsverslag moet opleggen. Een minderheid vindt dat de instrumenten om die overgang te documenteren organisch moeten groeien op het terrein. Er is eensgezindheid over de versterking van de betekenis van het getuigschrift basisonderwijs, maar niet over de koppeling van de toekenning van dit getuigschrift aan de eindtermen dan wel aan de leerplandoelen. De meerderheid wenst de koppeling aan de leerplandoelen te behouden. Een verplichte screening voor Nederlands bij de start van het secundair onderwijs vindt bij geen enkele Vlor-partner genade. De Vlor volgt de minister in zijn structurele aandacht voor schoolloopbaanbegeleiding. Hij heeft wel vragen bij de uitwerking ervan. Ouders moeten hierbij meer betrokken worden. De Vlor is principieel voorstander van een meer gefaseerde studiekeuze, maar vreest dat de nieuwe structuur in de feiten toelaat dat iedereen blijft doen wat hij nu doet. Een verplichte differentiatie moet er echter wel zijn. De meerderheid wenst een structureel pakket met gekleurde uren voor differentiatie die aanwijsbaar zijn in het lessenrooster. De raad heeft wel nog veel vragen bij de concrete invulling die scholen zullen willen en kunnen geven aan die differentiatie. Over attestering en flexibele trajecten vindt de Vlor principieel dat de attestering een duidelijk verschil moet maken tussen een leerling die geslaagd is en een leerling die niet geslaagd is. Flexibilisering kan in zekere mate. Er moet een duidelijke samenhang zijn tussen de reglementering van de attestering en de schoolloopbaanbegeleiding.

Nieuwe structuur

De Vlor vreest dat de indeling in doorstromings- en arbeidsmarktgerichte opleidingen een nieuwe waterval zal creëren. De Vlor is principieel voorstander van een structuur waarbij het studieaanbod geleidelijk uitwaaiert vanuit een brede eerste graad naar een continuüm van brede studierichtingen in de tweede graad, zonder blokken of grenzen, en van brede en doorstromingsgerichte studierichtingen naar specifieke en arbeidsmarktgerichte studierichtingen in de derde graad. In dat continuüm moet plaats zijn voor een diversiteit aan studierichtingen met een dubbele finaliteit. De Vlor wil betrokken worden bij de invulling van dat continuüm. Er is een draagvlak voor een brede eerste graad omdat die zal bijdragen tot een zachte overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs. De Vlor gelooft in een basispakket van 12 vakken. Voor de meerderheid van de leden hebben belangstellingsgebieden een meerwaarde. Voor de meerderheid kunnen zij aangeboden worden via clusters van vakken. De overgrote meerderheid vindt het een goed idee om alleen leerlingen zonder getuigschrift basisonderwijs in te schrijven in het schakelblok. Wel pleit een niptere meerderheid voor een mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen, als de school er alles aan gedaan heeft om de leerling kansen op slagen te geven, vanuit de eerste graad naar het schakelblok te gaan. Een meerderheid vindt principieel dat elke secundaire school een schakelblok moet aanbieden. Omwille van een groot aantal onbekende factoren kan men nog niet beoordelen of dit praktisch haalbaar is. De meerderheid vindt dat leerlingen alle belangstellingsgebieden moeten aangeboden krijgen in de twee leerjaren van de eerste graad. Over het aantal en de benamingen van de belangstellingsgebieden spreekt de Vlor zich niet uit. Er is een gedeelde bekommernis over hoe de vakken, de belangstellingsgebieden en het differentiatiepakket zich tot mekaar verhouden en waar er nog ruimte is voor de pedagogische vrijheid van de onderwijsverstrekkers. Een meerderheid vindt dat een B-attest op het einde van de eerste graad niet past in het concept van de brede eerste graad en van de brede studierichtingen in de tweede graad. Wat de tweede graad betreft heeft de Vlor vragen bij de invulling van de verbreding, de overgangen, het vastleggen van vakkenlijsten door de overheid en de invulling van werkplekleren. Een beperking van het aantal studierichtingen in de derde graad kan voor de Vlor op voorwaarde dat de vrijgekomen middelen opnieuw geïnvesteerd worden in het secundair onderwijs.

Na het secundair onderwijs

De meerderheid is principieel voorstander van één diploma secundair onderwijs na zes jaar secundair onderwijs, maar waarbij niet voor alle richtingen een rechtstreekse toegang mogelijk is naar het hoger onderwijs. Jongeren die het onderwijs verlaten zonder diploma hebben ook recht op een studiesanctionering als bewijs van verworven competenties. De Vlor pleit voor een betere afstemming tussen het civiel effect van de diploma’s en de vereisten van de arbeidsmarkt. De overgang naar het hoger onderwijs is in het voorstel nog onvoldoende transparant. De Vlor vindt schakeltrajecten een goed idee, maar vindt dat er meer mogelijkheden tot schakelen moeten zijn dan de minister voorstelt.

Verder debat

De Vlor betreurt dat de oriëntatienota enkel een voorstel van nieuwe structuur omvat en niets zegt over de gevolgen voor bijvoorbeeld de omkadering, het personeel, de vrije keuze, de scholengemeenschappen, de infrastructuur, enz. De minister kondigt hierover een conceptnota aan. De Vlor wil snel meer duidelijkheid en is vragende partij om verder deel te nemen aan het debat zowel in de breedte als in de diepte.

Download hier het volledige advies (PDF, 328.04KB)