Advies over de oprichtingsaanvragen voor type 9 in het buitengewoon onderwijs

Het uitvoeringsbesluit van het M-decreet over programmaties in het buitengewoon basisonderwijs bepaalt dat de Vlor advies uitbrengt over de programmatieaanvraag voor de oprichting van een nieuw type in het buitengewoon basisonderwijs. De Vlor ontving van 83 secundaire scholen een programmatieaanvraag voor de oprichting van type 9 in één of meer opleidingsvormen vanaf het schooljaar 2015-2016. De Vlor ontving 128 programmatieaanvragen voor het buitengewoon basisonderwijs. Het is de eerste keer dat de Vlor zijn adviesbevoegdheid over programmatieaanvragen in het buitengewoon onderwijs uitoefent. Conform het uitvoeringsbesluit gebeurde de advisering aan de hand van de criteria zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit:

Administratieve criteria

  • Werd er onderhandeld met het lokaal onderhandelingscomité en wat is de inhoud van het protocol en is er overleg gepleegd met de schoolraad en wat is het resultaat van het overleg? (Voor dit punt werd ook getoetst of er desgevallend een verklaring is voor het feit dat er geen LOC is).
  • Heeft de oprichting betrekking op het niveau basisonderwijs of op het niveau kleuteronderwijs of lager onderwijs afzonderlijk?

Omgevingsanalyse

  • Worden in het programmatievoorstel de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid, met inbegrip van een realistische inschatting van het potentiële aantal leerlingen die, naargelang het te programmeren aanbod, voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 10 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, afdoende gemotiveerd in een omgevingsanalyse, waarbij in de mate van het mogelijke ook rekening gehouden wordt het lokale aanbod?
  • Wordt, in relatie tot het reeds bestaande aanbod van het type of programmatieaanvragen van andere scholen voor hetzelfde type buitengewoon onderwijs, een redelijke spreiding beoogd, rekening houdend met de groep, vermeld in artikel 3, 21°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, met de wetenschappelijk te verwachten prevalentie en met het oog op een optimale organisatie van het leerlingenvervoer?
  • Worden de aangepaste en schoolexterne begeleidingsmogelijkheden voor de te programmeren doelgroep in kaart gebracht, en als dat niet het geval is, wordt dat dan afdoende gemotiveerd?

Expertise en professionalisering

  • Beschikt de school over de nodige expertise voor het bijkomend aanbod waarop de programmatieaanvraag betrekking heeft?
  • Zijn er recent inspanningen geleverd om het personeel te professionaliseren voor het nieuwe type of zijn dergelijke inspanningen gepland?

Infrastructuur en materiële voorzieningen

  • Heeft de school de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op het gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen voor het type dat ze wil programmeren?