Advies over cultuur- en kunsteducatie

De minister vroeg de Vlor om advies over de aanbevelingen van de commissie Onderwijs - Cultuur, neergelegd in het rapport Gedeeld Verbeeld. De standpunten die de Vlor vandaag over deze aanbevelingen inneemt, binden de raad niet bij eventuele toekomstige regelgevende initiatieven van de overheid.

Algemeen

De Vlor deelt de overtuiging van de Commissie onderwijs cultuur dat de aandacht voor kunst- en cultuureducatie in het onderwijs gestimuleerd moet worden. Daarvoor is het nodig:

  • samenwerkingsverbanden te ontwikkelen;
  • kunst- en cultuureducatie in het onderwijs structureel te verankeren;
  • de implementatie van kunst- en cultuureducatie aan te sturen vanuit een doorlopende referentielijn;
  • aan de scholen (én aan pedagogische begeleidingsdiensten en nascholingsorganisaties) de nodige middelen ter beschikking te stellen;
  • het onderwijspersoneel voldoende ruimte en middelen te geven voor professionalisering.

De Vlor waardeert het heel erg dat de Commissie de autonomie van de scholen respecteert en is tevreden met het pleidooi voor een gelijkwaardig partnerschap van het leerplichtonderwijs met het deeltijds kunstonderwijs.

Referentielijn In het onderwijsveld leven zeer veel verwachtingen over een referentielijn, die niet enkel voor een vakoverschrijdende aanpak, maar ook voor een vakgebonden werking een stevig houvast kan bieden en de kwaliteit van de leerinhouden verhogen. De Vlor waardeert sterk dat de Commissie in de uittekening van deze referentielijn respect toont voor de pedagogische vrijheid, door het bepalen van de leerlijnen over te laten aan de scholen.

De Vlor vindt het erg belangrijk dat de Commissie onderwijs cultuur bij het uittekenen van een referentielijn beklemtoont dat participeren aan cultuur en het actief beleven iets is voor elke leeftijd en in elke fase.

Visieontwikkeling door scholen Wanneer het gaat over visieontwikkeling door scholen, kan de overheid volgens de Vlor stimulerend optreden zonder echter het beleidsvoerend vermogen van scholen af te remmen.

Nieuw subsidiemechanisme De Vlor waardeert het dat de Commissie pleit voor een eenvoudig, efficiënt en effectief subsidiesysteem. De Vlor stelt voor om een subsidie automatisch toe te kennen op basis van leerlingenaantallen met een controlesysteem achteraf.

Cultuurgangmaker De raad vraagt naar een verduidelijking van de rol en de positie van de cultuurgangmaker in het secundair onderwijs. Het gevaar bestaat immers dat deze persoon teveel belast wordt met administratief-organisatorische taken en te weinig tijd en aandacht zal kunnen besteden aan inhoudelijke aspecten.

Samenwerkingsverbanden De Vlor vindt het geheel van suggesties over samenwerking in het rapport nog onvoldoende coherent en helder. De aanbevelingen aan de overheid zouden aan kracht winnen mochten die verschillende fragmenten geduid worden vanuit een omvattende visie op samenwerking in het kader van educaties.

Kunst en cultuur in het curriculum De Commissie pleit voor de invoering van een nieuw ‘leergebied culturele en kunstzinnige vorming' in het secundair onderwijs. De Vlor wijst op een aantal onderwijskundige en onderwijsjuridische problemen verbonden aan deze optie.

Lerarenopleiding en professionalisering De Vlor vindt dat de Commissie in haar analyse van de rol van de lerarenopleidingen onvoldoende rekening houdt met bestaande verschillen tussen lerarenopleidingen wat betreft de plaats van cultuur- en kunsteducatie in hun curriculum. De raad stelt ook vragen bij de haalbaarheid van de voorstellen van de Commissie voor de lerarenopleidingen.

De Vlor onderschrijft de nood aan professionalisering. De inspanningen die nodig zijn om de doelstellingen van de Commissie op het niveau van de klas en de school waar te maken, zijn zo groot, dat nascholing alleen niet zal volstaan. Niet alleen in het voortraject (via de lerarenopleiding), maar ook in-service (via de pedagogische begeleidingsdiensten) zal cultuureducatie ondersteuning moeten krijgen.

De raad gaat akkoord met de essentiële rol die de Commissie weglegt voor de pedagogische begeleidingsdiensten.

Beleid De Vlor erkent de nood aan afstemming tussen de verschillende betrokken beleidsdomeinen, maar plaatst hier een aantal kanttekeningen bij: de overheid moet ‘zuinig' zijn in de uitbouw van beleidsstructuren en moet zich concentreren op de inhoud van de doelstellingen en niet zozeer op de wijze waarop scholen aan die doelstellingen werken.

Onderzoek De Vlor onderschrijft de nood aan onderzoek, zowel voor de onderbouwing van visieontwikkeling als voor de ontwikkeling van evaluatie-instrumenten.

Download hier het volledige advies (PDF, 326.35KB)