Gevalideerde toetsen einde basisonderwijs: hefboom voor kwaliteit?Advies over de randvoorwaarden voor gevalideerde toetsen als instrument voor interne kwaliteitszorg op schoolniveau

Sinds vorig schooljaar zijn basisscholen verplicht om op het einde van het zesde leerjaar bij hun leerlingen een gevalideerde toets af te nemen. Ze kiezen hiervoor een toets uit de ‘toolkit gevalideerde toetsen’, die bestaat uit drie sets van toetsen: OVSG-toetsen, interdiocesane proeven (IDP) en paralleltoetsen.

Schoolontwikkeling als doel

Scholen gebruiken de gevalideerde toetsen, samen met andere instrumenten, voor hun interne kwaliteitszorg. Ze halen er kwantitatieve informatie uit die ze duiden en interpreteren binnen de eigen context. Ze plaatsen deze informatie naast andere informatiebronnen om zo eruit te leren en de informatie te gebruiken in de beleidsvoering en onderwijspraktijk.

Geen ‘centraal examen’

De resultaten van de gevalideerde toetsen mogen niet rechtstreeks leiden tot bepaalde gevolgen voor de leerling, de leraar of de school. Onderzoek heeft de onwenselijke neveneffecten hiervan al veelvuldig aangetoond. De toetsen kunnen dan ook nooit de functie krijgen van een ‘eindtoets’ op basis waarvan leerlingen een bepaald getuigschrift krijgen. Wel kan de toets gebruikt worden als een van de informatiebronnen voor de klassenraad om te beslissen over het getuigschrift basisonderwijs. De Vlor pleit hierbij voor voorzichtigheid omdat het totaalbeeld van het kind centraal moet blijven staan.

Voor alle leerlingen

Het uitgangspunt is dat alle leerlingen van het zesde leerjaar aan de toets deelnemen. Zo krijgen scholen een reële spiegel voorgehouden die ook rekening houdt met de evolutie naar een inclusiever en meer divers onderwijs. Dit is het meest leerrijk in functie van de interne kwaliteitszorg. De Vlor wijst er wel op dat het gebruik van gevalideerde toetsen niet op gespannen voet mag staan met redelijke aanpassingen die scholen doen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het kader van hun zorgbeleid.

Communicatie naar ouders vooraf

Ouders moeten op voorhand goed geïnformeerd worden over de deelname van hun kind aan zo’n toets. Het moet voor hen duidelijk zijn wat de toets inhoudt, wat de bedoeling ervan is en hoe achteraf met de ouders gecommuniceerd zal worden over de resultaten.

School als centrale actor

De school is eigenaar van de resultaten van de gevalideerde toetsen. De pedagogische begeleiding heeft hierbij een ondersteunende rol. De onderwijsinspectie kan enkel over de gegevens van de toetsen beschikken als de school die zelf ter beschikking stelt.

Voorwaarden om hefboom voor kwaliteit te kunnen zijn

Acties onderwijsverstrekkers

De toetsontwikkelaars van IDP en OVSG-toets bekijken welke methodieken gebruikt kunnen worden om de resultaten op de toetsen over de jaren heen te vergelijken. Ze werken ook verder aan zinvolle feedback.

De onderwijsverstrekkers overleggen over de resultaten van de toetsen. Ze zijn bereid om over hun gezamenlijke bevindingen verder in overleg te gaan met de overheid om zo impact te kunnen hebben op het beleid.

Overheid

De overheid op haar beurt moet maatregelen nemen om het beleidsvoerend vermogen van scholen en de deskundigheid van het schoolteam te versterken. Schoolteams moeten goed met de toetsen kunnen werken. Enkel zo zullen de toetsen het interne kwaliteitsbeleid effectief versterken.

De Vlor vindt het goed dat scholen keuzes hebben in de toolkit. De regelgeving rond de toetsen moet ook beperkt blijven. Het is de inspectie die controleert of de scholen de toetsen afnemen en hoe ze deze inzetten in hun interne kwaliteitsbeleid.

Digitaal evalueren biedt nieuwe kansen, maar basisscholen zijn hiervoor beperkt uitgerust. De Vlor vraagt om de ICT-infrastructuur verder te versterken.

Download hier het volledige advies (PDF, 225.73KB)