Advies over onderwijsdecreet XXVI

De Vlor boog zich over het voorontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXVI. Dit verzameldecreet bevat vooral wijzigingen aan de onderwijswetgeving die moeten kunnen ingaan bij het begin van volgend school- of academiejaar. Het voorontwerp bevat bijna uitsluitend juridisch technische correcties van onduidelijkheden in de onderwijsregelgeving. Dat moet ook de essentie zijn van een verzameldecreet. Opmerkelijk daarbij is de keuze van de overheid om in de verschillende niveaudecreten wijzigingen aan te brengen die de onderwijsregelgeving voor de verschillende niveaus beter op elkaar afstemmen. De Vlor staat principieel achter deze keuze. Hij vraagt om ook een regeling uit te werken voor:
  • de aansprakelijkheid van de ouders voor minderjarige stagiairs en om die te beperken tot bedrog, zware schuld en, bij lichte schuld, tot lichte schuld die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt;
  • de toelatingsvoorwaarden voor anderstalige nieuwkomers voor alle niveaus en voor het voltijds en het deeltijds onderwijs.
De Vlor vraagt aan de overheid om zich te bezinnen over het grote aantal bepalingen die scholen moeten opnemen in het schoolreglement: Voor het basisonderwijs herschrijft OD XXVI de toelatingsvoorwaarden. De Vlor vraagt zich af of deze herschrijving juridisch sluitend is. Voor het gewoon secundair onderwijs wijzigen de bepalingen over de programmatie van nieuwe studierichtingen. De Vlor vraagt om deze wijzigingen veel duidelijker te schrijven en ze zo vlug als mogelijk mee te delen aan de scholen. Voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt de mogelijkheid gecreëerd om in het laatste jaar van de opleidingsfase voor onderwijsvorm 3 een klassikale stage in te richten. De Vlor vraagt om daarbij duidelijker uit te klaren wie bij zo’n leerlingenstage in groep welke verantwoordelijkheden draagt. De leerlingen die in leren en werken een individueel aangepast curriculum volgen, kunnen voortaan attesten van verworven bekwaamheden verwerven. Het blijft evenwel onduidelijk, ook voor leerlingen die een individueel aangepast curriculum volgen in het voltijds secundair onderwijs, wat het civiel effect is van deze bekwaamheidsbewijzen. Krijgen deze jongeren bijvoorbeeld recht op een inschakelingsuitkering van de VDAB? Voor het deeltijds kunstonderwijs wordt een anomalie weggewerkt uit de bepalingen over het verminderd inschrijvingsgeld. De Vlor vraagt om na een grondige analyse ook de andere anomalieën en onduidelijkheden in de bepalingen over het verminderd inschrijvingsgeld weg te werken. Voor het hoger onderwijs vraagt de Vlor de schrapping van het artikel dat een kotstudent alleen aanspraak kan maken op een hogere studietoelage als hij een huurcontract voor 8 maanden kan voorleggen. Dit artikel staat haaks op de realiteit in het hoger onderwijs waar als gevolg van de flexibilisering, de internationalisering en de toegenomen samenwerking tussen instellingen de noodzaak om een kot te huren op een bepaalde plaats vaak korter is dan een volledig academiejaar. De Vlor vraagt ook om enkele bepalingen toe te voegen die de reglementering wijzigen over studievoortgangsbeslissingen.
Download hier het volledige advies (PDF, 240.08KB)